zondag 10 maart 2013

Google Vertalen versus de Mannen van Omes: 0-1

Olfert
Olfert Cornelisz, voorvader
Een enkele keer wordt mijn mailbox verblijd met berichten van deze strekking. Weggooien natuurlijk, maar eerst even genieten van zowel inhoud als vorm. Leest u even mee?

Hallo, Ik ben Dr John Welby hoofd van de operatie NatWest Bank LONDEN Harlesden, North West Londen, hier in Engeland. Ik schrijf u over een zakelijk voorstel dat zal worden van een enorm voordeel voor ons beiden. In mijn departement, waarbij het hoofd van de operatie Greater London Regional Office, ontdekte ik een som van £ 16,5 miljoen (zestien miljoen en vijfhonderd duizend pond sterling) in een account die behoort tot een van onze buitenlandse klanten Late Zakelijk Mogul heer Moises Saba Masri Billionaire, een jood uit Mexico, dat was een slachtoffer van een helikopter crash 10 januari 2010, het doden van hem en zijn familieleden. Saba was 46 jaar oud. Ook in de helikopter op het moment van de crash was zijn vrouw, hun zoon Avraham (Albert) en zijn dochter-in-law. De piloot was ook dood. 
De keuze van contact met u wordt gewekt van de geografische aard van waar je woont, met name vanwege de gevoeligheid van de transactie en de vertrouwelijkheid hierin. Nu onze bank heeft gewacht voor een van de familieleden aan come-up voor de claim, maar niemand heeft dat gedaan. Ik heb persoonlijk het ongelijk zijn gesteld bij het lokaliseren van de familie, ik zoek uw toestemming om u te presenteren als de nabestaanden / Zal Begunstigde aan de overledene, zodat de opbrengst van deze rekening gewaardeerd op 16,5 miljoen pond kan worden betaald voor jou. Dit zal worden uitbetaald of gedeeld in deze percentages, 60% voor mij en 40% voor jou. Etc...

Natuurlijk geweldig dat de keuze voor deze once-in-a-lifetime-opportunity op mij is gevallen, dank u, dank u, Dr. John! Maar daarnaast is vooral de vorm waar Dr. John voor kiest interessant. De goede dokter spreekt mij in mijn moedertaal aan! Hij heeft zich duidelijk in mij verdiept. De titel voor de voornaam suggereert een zekere mate van opleiding, toch wordt al ras duidelijk dat John zich bedient van een machinevertaler. google translate/ vertalen is een geweldig verleider.

Het gaat echter mis. Ik zie dat dit geen lopende Nederlandse tekst is, dat er stijlconstructies uit het Engels te letterlijk zijn omgezet. Kortom Dr. John, ik tuin er niet in. "Fat Bad!"

Dit soort pogingen om teksten te laten vertalen door een machinevertaler toveren steevast een glimlach op het gezicht. Ik verwerp ze niet, er komt immers communicatie tot stand en ik ben zeer wel in staat om de boodschap van Dr. Welby te begrijpen. Het stelt me ook gerust: een in het Japans uitgegeven boek, of tijdschrift kan zomaar niet door de machinevertaler gehaald worden,  anders gooien we het net als deze mail weg. Een website die even knullig in elkaar is gezet, klikken we weg. 

Taalfamilies hebben hun eigen syntax, daar is eeuwenlang op gebroed. Waar wij in het westen de werkwoorden door de zin vlechten staat in het Japans het werkwoord nagenoeg altijd als laatste in de zinsconstructie. De syntaxis van het Japans is compleet anders dan die van het Nederlands. Bij de meest basale zinnetjes gaat het al mis.

Eh?

Zelfs bij het omzetten van Engels naar verwant Nederlands ontdekken we al snel de "hand" van de machine. Elke taal kent immers meer uitzonderingen dan regels. Spreekwoorden en gezegden worden niet globaal begrepen en horen meestentijds tot de cultuurschat van de eigen taalfamilie. Zowel zakelijke correspondentie als persoonlijke communicatie, romanvertalingen en internationaliseringen van websites blijven gebaat met een in de beide talen vaardige persoon. Er ligt nog steeds een wereld open voor de Mannen van Omes. Zie ook de bijdrage over Rainchains op deze blog.

Zelf bedien ik mij ook van Google vertalen als ik mijn Japanse vrienden eens echt wil verrassen. De mail van Dr. John bracht mij echter aan het wankelen. Het is te hopen dat de machinevertaler mijn omzettingen van Nederlands naar Japans ook in ieder geval goed genoeg doet om daar een glimlach op het gezicht te doen toveren.  

Voor wie nog wil weten hoe het verder ging:

...Ik heb beveiligd alle nodige juridische documenten die kunnen worden gebruikt om back-up van deze eis die wij stellen.
Alles wat ik nodig heb is het invullen van uw naam op de documenten en legaliseren in de rechtbank hier om u als de rechtmatige begunstigde bewijzen. Alles wat ik nu nodig is uw eerlijke samenwerking, vertrouwelijkheid en vertrouwen om ons deze transactie doorzien. Ik garandeer u dat dit zal worden uitgevoerd onder een legitieme regeling die zal u beschermen tegen een schending van de wet. 
Gelieve mij de volgende, zoals wij 7 dagen om het uit te voeren door middel van hebben. Dit is erg URGENT PLEASE. 1. Volledige naam: 2. Uw Direct Mobile nummer: 3. Uw contactpersoon Adres: 4. Beroep: 5. Leeftijd: 6. Sex: 7. Nationaliteit: Na gegaan door middel van een methodische zoeken, heb ik besloten om contact met u hopen dat u vindt dit voorstel interessant. Gelieve op uw bevestiging van dit bericht met vermelding van uw interesse zal ik u te voorzien van meer informatie. Endeavor om mij te laten weten wat uw beslissing dan hou me op te wachten. Dank u bij voorbaat van uw gunstig antwoord. 

Met vriendelijke groet, Dr John Welby

maandag 18 februari 2013

Ushi


In Nederland is het gefinancierd krijgen van een speelfilm een proces van de lange adem. Vaak gaan er zelfs jaren overheen voor uit verschillende potjes en fondsen het benodigde bedrag bij elkaar geschraapt is. Soms biedt het Nederlands Filmfonds redding. Om, zoals men het zelf verwoordt, te zorgen voor de ‘ontwikkeling, productie en distributie van een divers en kwalitatief hoogstaand filmaanbod’. De meest recente exponent daarvan: Ushi Must Marry.

Voor deze film had het Fonds welgeteld 687.798 euro over. Gelet op de op zijn zachtst gezegd niet onverdeeld positieve recensies heeft het Fonds niet de kwalitatief hoogstaande film gekregen waar het op gehoopt had. Hopelijk kan dat geld nog teruggevorderd worden. Want voor een film die het voor het grootste deel moet hebben van pijnlijke stereotyperingen is bijna zeven ton wel een hoop geld.

Al wisten de dames en heren natuurlijk prima waar ze aan meebetaalden. Wendy van Dijk speelt de ‘Japanse’ interviewster  en journaliste Ushi (Japans voor 'koe') al sinds 1999 op RTL. Dat is voor een programma op een commerciële zender een ongebruikelijk lange periode. Het programma moet dus haast wel klinkende kijkcijfers hebben gescoord. Blijkbaar vinden we het geweldig. Maar hoe leuk is het als een blanke vrouw zich schminkt, een gebitje indoet en zich vervolgens uitgeeft voor Japanse?

Het op deze wijze wegzetten van een volk is niet alleen kortzichtig en beledigend; net als onze gewoonte om in december Sinterklaas vergezeld te laten gaan van zwartgeschminkte blanke acteurs, is het ook nog eens niet uit te leggen aan de rest van de wereld. Zwarte Piet heeft men dan zogenaamd opgelost met de schoorsteenroet-lezing, maar welk excuus verzin je hiervoor?

En het blijft niet bij uiterlijke belediging. De premisse van de film is namelijk - zoals de titel al verraadt – dat Ushi moet trouwen. Van haar ouders, en natuurlijk met een zwaarlijvige sumoworstelaar. Want zo gaat dat in Japan, of, zoals Van Dijk dat tegen RTL Boulevard zei, 'in de Japanse traditie'. Dat sinds de Tweede Wereldoorlog het aantal huwelijken gebaseerd op liefde enorm is toegenomen, is voor het gemak even genegeerd. Als je een vreemde cultuur gaat persifleren - wat mij betreft liever helemaal niet, maar als het dan toch gebeurt - doe dan in ieder geval je huiswerk. Helaas, ook dat zat er niet in. 

Van Ushi's niet bestaande accent, tot de zogenaamd Japans gestileerde letters op de filmposter - zoals je die verder ook wel op verpakkingen van Aziatische zoutjes ziet - aan toe: alles aan dit project ademt bittere wansmaak. De regisseur stelde vast dat 'pretentieloze lachfilms' niet goed vallen bij critici. 

Geen idee. Maar racistische stereotyperingen in ieder geval niet.

donderdag 7 februari 2013

V.O.C.-mentaliteit

4 februari 2013. In Nederland een maandag zoals alle andere. Aan de andere kant van de aardbol echter, vindt een bijzondere gebeurtenis plaats. In het stadhuis van de Japanse stad Nagasaki, zet de burgemeester van Leiden zijn handtekening onder een verdrag dat de reeds 400 jaar durende  band tussen beide steden zal versterken. Hoewel dit verdrag in Japan de nodige media-aandacht verkreeg, was een klein artikeltje in het Leidsch Dagblad aan Nederlandse kant voldoende. Omdat dit op zijn minst eigenaardig te noemen is, besloot ik de cultuurverschillen in deze kwestie eens aan een nadere blik te onderwerpen.



Toen de Nederlanders in Japan aankwamen, was dit vooral vanuit economische motieven. De Verenigde Oost-Indische Compagnie had zilver en koper nodig om voldoende liquide middelen te hebben in Azië en hoopte deze edelmetalen in ruil voor zijde te verkrijgen. Op slinkse wijze hielpen ze de Japanners om de Portugese handelaren voor hen te verjagen. Zij begingen namelijk de fout om de Japanners tot het Katholieke geloof te willen bekeren. De protestantse Nederlanders hadden geen last van deze bekeringsdrang en mochten vervolgens als enige Europese natie handel drijven met Japan, eerst vanuit de Hirado, later vanuit het eilandje Deshima in de baai van Nagasaki. Voor de Japanners waren de Nederlanders gedurende meer dan 200 jaar een venster op de westerse wereld. Want hoewel er zijde werd verkocht, bereikte ook een hoop westerse wetenschap de Japanners. Onder andere geneeskundige boeken, technieken over oorlogvoering en westerse wapens bereikten de Japanse kust. Doordat Japan via Nederland in aanraking kwam met kennis die enorme voordelen bood in geneeskunde en oorlogsvoering, is het niet verwonderlijk dat de Japanners deze kennisoverdracht tot op dag van vandaag respecteren en blijven gedenken.

In 2004 kwam ik voor het eerst in aanraking met de fascinatie van Japanners voor Nederland in het kader van een uitwisselingsproject tussen Nijmegen en de Japanse stad Higashimatsuyama. De 'uitwisseling' bestond uit een delegatie middelbare scholieren die ingekwartierd werden bij de gastgezinnen van een middelbare school waar ik zelf naartoe ging. De Nijmeegse school ronselde de logeeradressen, ontving de delegatie hartelijk, bood een programma aan, maar maakte zelf geen aanstalten om een tegenbezoek te organiseren. Was het een kwestie van geld? In elk geval wilde het Nijmeegse bedrijfsleven niet bijdragen omdat er geen economisch belang mee gemoeid was. De stedenband tussen Nijmegen en Higashimatsuyama was mij tot op dat moment onbekend, terwijl we een jaar later met mijn gezin in Higashimatsuyama allerhartelijkst ontvangen werden door nota bene de burgemeester, die voor de gelegenheid alle Delfts Blauw uit de kast had gehaald. In Higashimatsuyama is zelfs een Nederlandse trapgeveltjesstraat nagebouwd met het Nijmeegs gemeentewapen in de gevel boven de poort. Wrang detail is dat de stedenband in Nijmegen niet wordt genoemd wanneer je het stadhuis betreedt.  


Dat we op de middelbare school in Nederland niets leren over deze bijzondere relatie, zou aan Japanse zijde niet begrepen worden. Men zou kunnen aanvoeren dat de Japanse ‘wetenschappelijke’ kennis vanuit Nederlands perspectief niet veel te bieden had. Echter, ik denk dat er nog iets anders aan de hand is. De manier waarop Japanners economische en persoonlijke relaties met elkaar aangaan, verschilt erg van de Nederlandse manier. Een treffend voorbeeld hierbij is een anekdote van een oom, die jaren lang op een baggerschip met zowel Nederlanders als Japanners aan boord werkte. Het Nederlandse deel van de bemanning had nogal eens de neiging om grappen uit te halen. Op een goede dag beloofde de opzichter van een ploeg dan ook een gouden horloge aan de Japanners, als zij goed werk zouden leveren. De Japanners werkten zich daarop in het zweet, in de verwachting na de klus daadwerkelijk een gouden horloge te krijgen. Toen de opzichter met bulderende lach verkondigde dat het een grap was, ontstaken de Japanners in grote woede omdat de belofte niet was nagekomen.

In Japan is een belofte daadwerkelijk een belofte, die niet eenvoudig gebroken wordt. Daarnaast liggen relaties tussen bedrijven vaak al generaties lang vast en wordt een vertrouwensband gecreëerd die de voorstellingsvermogens van de meeste Nederlanders ver te boven gaat. In Nederlandse handelsrelaties is flexibiliteit belangrijker. Zij kwamen in de eerste plaats naar Japan vanwege het zilver en koper, niet om kennis te nemen van de Japanse cultuur. Hoewel de Duitse arts Von Siebold, in dienst van de VOC, onderzoek deed naar cultuur en natuur van Japan, waren de meeste Nederlanders enkel in Nagasaki voor de handel. Toen Nederland haar handelsmonopolie in 1855 verloor, boette Japan in aan betekenis voor het vaderland. Japan verwerd tot één van de vele plekken waar de VOC handel had gedreven, terwijl de Nederlanders in Nagasaki tot op de dag van vandaag een prominente rol innemen in het Japanse schoolcurriculum. Dit is, als je het mij vraagt, een gemiste kans. Het zou goed zijn om ook in Nederland te benadrukken wat voor bijzondere band bestond, en hopelijk zal blijven bestaan, tussen Nederland en Japan.

woensdag 6 februari 2013

Rent a Dream, Inc.

In het eerste weekend van februari werd Japan opgeschrikt door een 'schandaal' binnen haar muziekindustrie. Een zangeres werd betrapt toen ze het appartement van haar vriend verliet. Normaal gesproken geen probleem voor een meisje van 20, als Minami Minegishi maar geen lid was geweest van Japans populairste popact AKB48. Want nu had haar 'misstap' verstrekkende gevolgen.

Minegishi knipte namelijk haar lange haren af - van oudsher in Japan een manier om je schaamte te tonen - en verontschuldigde zich vervolgens huilend aan haar publiek in een videoboodschap. Dat gaat behoorlijk ver. Gelukkig vond de meerderheid van het Japanse publiek dat ook, al moet zeker niet over het hoofd gezien worden dat de reacties van datzelfde publiek op haar relatie - de reden dat ze tot haar publieke schuldbekentenis overging - ook behoorlijk heftig waren.

Om te begrijpen hoe zulk nieuws een hele natie kan schokken, kan wat achtergrond geen kwaad. Ik schreef eerder al over de doldwaze wereld van de Japanse popmuziek, maar het fenomeen AKB48 overtreft in populariteit en gekte vrijwel alle acts die het land ooit gekend heeft.

De popformatie, opgericht in 2005, wist binnen enkele jaren op te klimmen tot de top van de Japanse muziekranglijsten. De band bestaat uit drie teams (A, K en B) van 16 zangeressen die dagelijks optreden in een speciaal daarvoor gebouwd theater in Akihabara (afgekort AKB) in Tokyo. Deze wijk, beroemd om zijn onuitputtelijke voorraad elektronica en manga, trekt met name mannelijke bezoekers. En dat uit zich in de kledij van de zangeressen: de gewaagde kostuums waar zij tijdens optredens in gekleed gaan zijn nog niks vergeleken met de zwemkleding waarin ze regelmatig in tijdschriften zijn te zien.

Het is natuurlijk geen verrassing dat zoiets aanslaat. 



Muzikaal gezien is er in alle eerlijkheid niets nieuws onder de J-popzon. Het is met name het visueel prikkelende aspect dat doet verkopen. Dat weten de producers ook, die daarom - om maximaal resultaat te garanderen - contractueel vast lieten leggen dat bandleden geen relatie mogen hebben: de meisjes moeten 'onschuldig', maar toch ook vooral 'beschikbaar' lijken. Voor iedere fan.

Dat betekent in de praktijk dat zowel de puberjongen die zijn hele zolderkamer heimelijk vol heeft hangen met foto's als de eenzame zakenman die meer dan 60 uur per week werkt - en iedereen daar tussenin - van AKB48 moet kunnen dromen. En het werkt: zo zag ik ooit een oudere Japanner uiterst tevreden foto's van zichzelf met levensgrote kartonnen varianten van de zangeressen nemen.

Van de laatste tien singles werden er per stuk één miljoen verkocht. De laatste twee albums deden het met tussen de 800.000 en één miljoen verkochte exemplaren eveneens allerminst slecht. Marketingtechnisch is het ongeëvenaard.

Maar tegelijkertijd zijn de reacties op 'misstappen' vreselijk hypocriet. Zo is halfnaakt poseren voor bladen geen probleem - integendeel, zelfs de bedoeling - maar ging een reclame, waarin de zangeressen elkaar met hun mond snoep doorgeven, volgens veel Japanners te ver. Een nota bene meerderjarige zangeres mag jarenlang schaars gekleed over een podium huppelen, maar wordt in haar privéleven geacht om datgene wat ieder ander meisje van haar leeftijd doet, te laten.

Toch is er wel een verklaring voor de woeste reacties te bedenken: het draait om de suggestie, het prikkelen van de fantasie, het creëren van een droom. In feite biedt AKB48 hetzelfde als iemand die zich verhuurt als familielid.

Welkom bij Rent a Dream, Inc.

zondag 20 januari 2013

Rent a Family, Inc.

“Is dit normaal in Japan?”, las ik afgelopen donderdag op de mediapagina van NRC Handelsblad. Oei. Waar dergelijke berichten meestal betekenen dat BNN weer een schreeuwerig programma over de (goed, vrij excentrieke) Japanse pornoindustrie heeft gemaakt, betrof het hier een reactie op de door de VPRO uitgezonden film ‘Family On Rent, Inc.’. 

De documentaire van de Deense filmer Kaspar Astrup Schröder focust op Ryuichi Ichinokawa. Deze ogenschijnlijk doodnormale veertiger verhuurt zichzelf als familielid naar keuze. Zo speelt hij de vader van een meisje dat samen wil wonen met haar vriend, maar dit haar echte vader niet durft te vragen. Aangezien haar vriend persé de toestemming van haar vader wil, besluit ze Ichinokawa te bellen. Tien minuten later is het geregeld.

Dat is voor ons al geen alledaags tafereel, maar nog terwijl je je afvraagt of die jongen niet ontzettend boos zou worden als hij erachter komt dat hij voor de gek is gehouden, is Ichinokawa alweer onderweg naar de volgende klus. Plaats van bestemming: Sendai, waar hij met zijn bijna 30(!) werknemers de familie van een bruid zal spelen. En ook daar heeft niemand iets door. Maar: Ichinokawa’s vrouw en kinderen gek genoeg ook niet. Zijn echtgenote wíl zelfs niet eens weten wat voor werk haar man doet, “zolang de rekeningen maar betaald kunnen worden”.
 

Het wrange is dat Ichinokawa gedurende de documentaire zelf alsmaar ongelukkiger wordt. Hij en zijn vrouw slapen al jaren niet meer in één bed, zijn zoons praten niet met hem en tot overmaat van ramp raakt hij ook nog zijn bijbaan als pakketbezorger kwijt. Als hij zich daardoor gedwongen ziet om zijn vrouw toch op de hoogte te brengen van zijn beroep, is ze ogenschijnlijk niet eens heel boos. “Dat komt vanavond wel”, waarschuwt Ichinokawa de kijker droog.

Inmiddels verwacht je een bijzonder somber einde – niet in de laatste plaats omdat Ichinokawa zich hardop afvraagt of zelfmoord geen optie is – maar dat blijft gelukkig uit. Plotseling lijkt het namelijk alsof Ichinokawa het wel weer ziet zitten. Dat het einde je als kijker een beetje overvalt komt waarschijnlijk doordat de VPRO de oorspronkelijk langere documentaire met de helft heeft ingekort. Maar ik betwijfel ten zeerste of uit de stukken die weg zijn geknipt wel wat context duidelijk wordt.

Want: is dit normaal in Japan? Het lijkt er in ieder geval op dat het dat wel wordt. Volgens dit Guardian-artikel uit 2009 zitten bedrijven als dat van Ichinokawa – die in het artikel ook weer voorbijkomt – behoorlijk in de lift. De journalist van dienst verklaart dit door de in de Japanse cultuur diepgewortelde afkeer van het publiekelijk uiten van problemen op zowel privé- als professioneel gebied. In de Japanse eercultuur houdt men in veel gevallen liever de schijn op dan dat er eerlijk voor bepaalde zaken wordt uitgekomen.

Of dat goed of slecht is, laat ik in het midden. Wat echter zeker is, is dat dit verschijnsel lang niet door iedereen begrepen wordt. Onlangs had Jort Kelder het in De Wereld Draait Door nog over Japan, "een Aziatische cultuur vol schaamte". Hij toonde daarbij een pijnlijk fragment uit 1997 van een zojuist aangetreden bankdirecteur die ten overstaan van de media de fouten van zijn voorganger op zichzelf betrekt. De man is buiten zichzelf van schaamte en verdriet. Er wordt door het publiek in de studio lacherig op gereageerd, wat duidelijk maakt dat niemand ziet dat deze man zojuist het allerergst mogelijke is overkomen: hij is zijn eer verloren. En dat kan maar één keer.

Ichinokawa heeft een gat in de markt gevonden.

donderdag 17 januari 2013

Geloof is geen kwestie van keuze

Vandaag viel mijn oog op een artikel in de NRC-Next waarin een pastoor zijn afvalligen de volgende heftige brief stuurt:

"U kunt nu geen enkel sacrament meer ontvangen, waarin Christus u tegemoet wil komen. U kunt geen kerkelijke uitvaart meer krijgen. U wijst Christus en Zijn kerk af. Ik ben bang dat u uzelf het eeuwig leven niet waardig keurt en de toegang tot het eeuwig leven en de verrijzenis hebt geblokkeerd. Daarmee raakt u in de eeuwige vergetelheid, waar niemand u ooit nog zal missen. Ik kan u alleen maar het advies geven u te bekeren tot Jezus Christus om tot Leven te komen. Met pijn over het onheil, dat u over uzelf hebt afgeroepen, neemt de kerk van u afscheid."

Er dient dus door de geadresseerde blijkbaar een zeer bewuste keuze te worden gemaakt, waarbij de pastoor in kwestie in ferme taal aanraadt om vooral de enig juiste beslissing te nemen. De pastoor speelt vaag met vuur. Ook hij kan niet wéten, wat de consequenties zijn van de voorliggende keuze.

Laten we het beklemmend advies van de "goede herder" eens in de wind slaan en doorexerceren wat er mogelijk gebeurt. U – Nederlander – komt te overlijden en meldt zich aan de hemelpoort. Daar is het loket onbemand, Petrus is allang ge-outsourced en vervangen door een callcenter in India. U toetst de F9 in op het paneel van de telefoon op het –zwevende? - tafelblad en een van de medewerkers staat u – na enige minuten te hebben geluisterd naar koormuziek - te woord in een voor u vreemde taal. Natuurlijk, door het te weinig aantal overgebleven gelovigen in Nederland is het Nederlands weggesaneerd. U zult het in het - kies een 1 voor Engels - moeten doen of in het - kies een 2 voor Hindi. Zou het goed komen? U beschikt niet over een pas. Niet aan de poort, maar nu – hier in het hiervoormaals - ook immers niet. Vermoedelijk loopt het mis op de communicatie. Of eigenlijk op de excommunicatie.

Nederland is het land van de bewuste keuzes, liefst in zwart-wit. Je hoort er bij of je hoort er niet bij. Als je er niet bij hoort, roep je hel en verdoemenis over je af. Oei!

In Japan worden de keuzes minder uitgesproken gemaakt. Een Japanner staat weliswaar ingeschreven in het register van zijn Boeddhistische tempel, maar voelt zich ook welkom in een Shinto-heiligdom. En als er getrouwd moet worden, wordt er zonder een spier te vertrekken gebruik gemaakt van de uiterlijkheden van de christelijke bruiloft, zonder dat hier een doop of belijdenis aan vooraf heeft hoeven gaan. Japanners gebruiken de riten van christendom, boeddhisme en Shinto door elkaar, op basis van wat hen voor de voorliggende belangrijke gebeurtenis het meest aanspreekt.

Deze pragmatische levenshouding betekent niet dat men in Japan minder oprecht is, maar geeft aan dat het een het ander niet hoeft uit te sluiten.

woensdag 2 januari 2013

Vuurwerk versus Hanabi

Oudjaarsavond in Nederland. De nieuwslezer van het 18 uur journaal kondigt aan dat het nieuwe jaar in het Oosten al is begonnen. Dit maal – zo wist hij – begon het inluiden op een klein eilandje in de Stille Zuidzee, waarna Nieuw Zeeland, Australië, Japan en China aan de beurt waren. Met beelden werd zijn verhaal ondersteund. Wat viel daarbij op? Dat in Samoa, Australië, Nieuw Zeeland en China enorme vuurwerken werden afgestoken terwijl in Japan werd volstaan met 108 slagen op een tempelbel. Sober. Plechtig, genoeg om het moment te markeren. 



Terwijl hier in de wijk jongetjes met schoudertassen vol knalwerk al úren door de straten struinen en hun handen - maar in elk geval hun oren – danig in de waagschaal stellen, luiden ze in Japan een collectieve klok. Eenmaal. Dat zou hier niet kunnen. Om iets voor twaalf wordt de champagne ontkurkt, ingeschonken en toegevoegd aan de reeds genoten krat bier, wordt gezoend en onmiddellijk naar buiten gegaan om ofwel het vuurwerk zelf af te steken ofwel er naar te gaan kijken, in een cirkel van 360 graden. Wie niet afsteekt, probeert de vaders en zonen te beschermen en in elk geval ook de auto. Ook de hond moet worden veiliggesteld, de valiumdosis opgehoogd. Er is gewoon te weinig tijd om op dat moment samen voor de TV te zitten. Bovendien zou dat ook niet iets van gezamenlijk gevoel opleveren. De talloze Nederlandse TV-netten zenden een brei van oninteressant vermaak uit en appelleren niet aan zo'n gezamenlijk gevoel van welbehagen.

Vuurwerk is in zijn oorspronkelijke betekenis bedoeld om boze geesten af te weren. In Nederland is het middel een doel op zich geworden. Hier zijn het de boze geesten zélf die het vuurwerk afsteken. Brievenbussen, prullenbakken en ander straatmeubilair moeten worden beveiligd tegen bewuste vernieling. Vuurwerk is hier vooral knalwerk, waarbij de grootte van de dreun naarmate de jaren vorderen steeds meer is toegenomen. Waar vroeger een klapperpistool werd vervangen door een pukkel met rotjes die nonchalant werden rondgestrooid, is nu een steekwagentje nodig om de bommen door de wijk te vervoeren. Op Oudjaarsdag bevinden we ons in een oorlogszone en vermijden we de fiets, die als een interessant bewegend doelwit wordt gezien.



Vuurwerk is een universeel ding. Overal zijn boze geesten, die verdreven moeten worden, of evenementen die met vuurwerk extra luister moeten worden bijgezet. Zo ook in Japan. In Japan wordt ook vuurwerk afgestoken, maar daar ligt de nadruk op de visuele effecten, het siervuurwerk. Niet voor niets wordt in Japan vuurwerk hanabi genoemd: 'hana' (花) is het woord voor bloem, 'bi' (火) is vuur: bloemvuur dus. Vuurwerk dat in de ronde vorm van chrysanten en pioenrozen uiteenspat is daarbij favoriet.

In Japan is vuurwerk echter vooral een zómerding. De overgang van het oude naar het nieuwe jaar ontaardt daar niet in de gekte zoals die bij ons plaats heeft. Dat zal te maken hebben met het feit dat in Japan het nieuwe jaar eigenlijk op een ander – later – moment gevierd wordt. Japan als pragmatische handelsnatie heeft zich eind negentiende eeuw slim aangepast aan de westerse jaartelling, maar voelt niet de intrinsieke betekenis die wij aan dit moment toekennen. In Japan wordt ook – zeker sinds maart 2011 - collectief gevoeld dat de vele miljoenen die aan vuurwerkverkoop besteed worden beter benut zouden kunnen worden voor andere meer opbouwende doeleinden.

Vuurwerk wordt niet massaal door een ieder individueel afgestoken: Japan geeft de voorkeur aan centraal georganiseerde vuurwerkshows, door professionals opgebouwd en afgestoken. Ook dan is het vuurwerk doel op zich, men gaat naar het vuurwerk kijken. Het is niet de laatste act in een reeks handelingen zoals bij de opening van de Olympische Spelen. Het is een vuurwerkshow, een evenement op zich.

Gedurende juli en augustus worden door het hele land honderden vuurwerkshows georganiseerd, waarbij sommige honderdduizend bezoekers trekken. Zelf waren we getuige van het Sumidagawa vuurwerkfestival. Drommen mensen komen overdag al samen rond de oevers van de Sumida rivier in Tokyo. Relaxed in feestsfeer en feestkleding. Aan stalletjes worden souvenirs en etenswaren gekocht, een meegebracht kleedje uitgerold om het plekje te markeren dat tijdelijk van jou zal zijn om te genieten van het vuurwerk dat gedurende twee uren na zonsondergang vanaf boten in de rivier zal worden gepresenteerd.



Deze vuurwerkfestivals zijn om twee redenen een goed idee. Ten eerste wordt niet iedereen snipverkouden - want drijfnat van de regen - tijdens de jaarwisseling. Ten tweede wordt op deze manier ook de beschikbaarheid van vuurwerkprofessionals goed verdeeld. Er zijn meer festivals dan vuurwerkers. Ze zouden nooit tegelijkertijd in elk dorp, in elke stad een vuurwerkshow kunnen verzorgen.

En dan nog dit: wie mag het allemaal opruimen? Waar elke Nederlander graag zelf aan de knoppen zit bij het afsteken van het spul, wordt de vanzelfsprekendheid om het ook zelf weer op te ruimen aanzienlijk minder gevoeld. Japanners ruimen zelf op, of organiseren het met de buurtvereniging. En laten het niet aan het spel der vrije krachten over.

zondag 23 december 2012

Yasunari Kawabata

Tot nu toe zijn op dit blog voornamelijk cultuurverschillen tussen Nederland en Japan en onze reisverslagen aan bod gekomen. Aangezien ik momenteel voor mijn scriptie bezig ben met moderne Japanse literatuur uit het begin van deze eeuw, wil ik jullie graag een beknopt overzicht van het leven van schrijver Yasunari Kawabata bieden. Ik hoop dat jullie hierdoor niet alleen gestimuleerd worden om een werk van één van Japan’s beroemdste schrijvers te lezen, maar ook een idee krijgen waarom Japan en haar cultuur mij zo blijft boeien.

Yasunari Kawabata werd in 1899 in Osaka geboren, in een familie die reeds sinds lange tijd haar aristrocratische wortels kwijt was. Zijn jeugd werd gekenmerkt door een stroom van tegenslagen. Zijn vader, een dokter met een broze gezondheid, overleed toen hij twee was. Kawabata’s moeder liet een jaar later het leven. Toen de jonge Kawabata daarop bij zijn grootouders in Osaka zijn intrede nam moest hij al snel afscheid nemen van zijn grootmoeder en zusje en bleef alleen achter met zijn blinde grootvader.

Kawabata was een fijngevoelige jongeman die vaak wegbleef van school. Hij verkoos studie van de Japanse klassieken boven de omgang met leeftijdsgenoten. Ondank de overtuiging dat ook hij was voorbestemd om een vroegtijdige dood te sterven, slaagde Kawabata er in om een schrijver te worden in zijn vroege tienerjaren. Naar verluid wilde hij de luister en rijkdom die de familie in grootvaders dagen had gekend in ere herstellen. Toen Kawabata’s grootvader overleed in 1914, werd de schrijver in de dop een echte wees, die achterbleef zonder naaste familie.

Kawabata verhuisde naar Tokyo in 1917 om de middelbare school te bezoeken en startte in 1920 met een studie aan het Engels department van de Universiteit van Tokyo. Daar hielp hij om Shinshichō, het literaire tijdschrift waarin Kawabata debuteerde, opnieuw leven in te blazen. Kawabata zou gedurende zijn leven actief betrokken blijven bij literaire tijdschriften. Ook was hij lid van de jury die de eerste Akutagawa prijs toekende in 1935 en hielp hij de carrières van vele jonge schrijvers een duwtje in de goede richting geven.

Kawabata’s eigen carrière nam een aanvang halverwege de jaren ’20. Nadat hij in 1925 een dagboek publiceerde over het leven met zijn grootvader, volgde het volgende jaar één van zijn meest beroemde werken, De Danseres van Izu (伊豆の踊り子. In deze novelle wordt het verhaal van de onbeantwoorde liefde van een middelbare scholier voor een danseres die optreedt met een rondreizende groep muzikanten beschreven. Het werk was een doorslaand succes en bleek de eerste incarnatie te zijn van Kawabata’s meest geliefde thema “De ontdekking van een maagdelijke meisje van eenvoudige komaf door een uit gestudeerde man uit de grote stad. Ook schreef Kawabata in deze jaren het script voor de film Een Bladzijde van Waanzin(狂った一ページ), een film die zich afspeelt in een op hol geslagen gekkenhuis, schreef hij een aantal korte verhalen over de snel veranderende stad en publiceerde in delen De Scharlaken Bende van Asakusa (浅草紅団), dat een collage van het leven in de Dancehalls en café’s in Tokyo’s vermaaksdistrict aan de lezer bood.

In 1934 begon Kawabata aan Sneeuwland(雪国)te werken. Het verhaalt van de hopeloze
liefde tussen een welgestelde toneelrecensent uit Tokyo en een Onsen-Geisha uit de bergen van Niigata. Het kwam uit in 1937, waarna in 1948 een herziene versie werd gepubliceerd. Kawabata’s manier om zijn romans te schrijven, was behoorlijk ongebruikelijk. Hij schreef een boek nooit met een strak plot, van begin tot einde. In plaats daarvan schreef hij een episode, publiceerde deze en voegde daar weer een nieuw hoofdstuk aan toe zodra hij inspiratie kreeg. Hij verklaarde tenslotte een werk als voltooid, wanneer hij aanvoelde dat het zijn definitieve vorm had bereikt.

Kawabata’s werk belichaamt volgens sommigen de kern van de Japanse ziel. Dit, omdat zijn dubbelzinnige en gefragmenteerde manier van schrijven meer met de traditionele Haiku poëzie van doen lijkt te hebben dan met modern proza. Men moet echter oppassen om in Kawabata niet louter een vertegenwoordiger van Japanse schoonheid te zien. Gedurende de jaren 20 probeerde Kawabata namelijk bewust om technieken uit het Europese modernisme in de Japanse literatuur te verwerken, terwijl spaarzame dialogen, de afwezigheid van commentaar en plotselinge veranderingen van tijd en plaats veel gemeen hebben met de zich dan ontwikkelende techniek van de cinema.

Gedurende de oorlog werd Kawabata opgeroepen om verschillende plichten te vervullen voor het militaire bewind: hij moest de dagboeken van soldaten die op het punt stonden naar het front te gaan bewerken, Japan’s veroveringen in China vanaf het slagveld verslaan en in april 1945 tijd doorbrengen bij het Kamikaze corps op Kagoshima. Edward Seidensticker, die Kawabata naar het Engels vertaalde, suggereerde dat Kawabata niets van doen wilde hebben met nationalistische sentimenten en alles van een afstand gade sloeg. Echter, het is niet onaannemelijk dat Kawabata middels zijn berichtgeving het militaristische bewind steunde.

Toen Japan op de knieën werd gedwongen door de geallieerden, startte Kawabata een uitgeverij om
vooroorlogse literaire meesterwerken uit te brengen en een tijdschrift om nieuw schrijverstalent een kans te geven. In de vroege jaren 50 publiceerde Kawabata De Meester van het Go-spel(名人), Duizend Kraanvogels(千羽鶴)en Het Geluid van de Berg(山の音). Deze werken zijn trouw aan zijn opmerking dat hij ‘na de oorlog niet anders kon dan klaagzangen over het verdwijnende na-oorlogse Japan te schrijven’, en behandelen de dood, bedriegerij en het verdwijnen van traditie. Latere werken uit de jaren 60 als De schone slaapsters(眠れる美女)handelen over de emotionele isolatie en fysieke impotentie die mannen in de herfst van hun leven overkomt.

Kawabata’s werken zijn vanaf het midden van de jaren 50 vertaald en zijn reputatie, geholpen door zijn functie als ambassadeur van de Japanse literatuur, verspreidde zich snel naar het buitenland. Internationale erkenning leverden Kawabata de Nobelprijs voor de literatuur van 1968 op, maar Kawabata’s gezondheid nam snel af en de zelfmoord van zijn protégé, schrijver Yukio Mishima, bracht hem een emotionele klap toe. Op de avond van 16 april 1972 begaf Kawabata zich naar zijn schrijfkamer in Kamakura en beroofde zichzelf van het leven.

Dat de werken van Kawabata een complexe persoonlijkheid weerspiegelen, moge nu wel duidelijk zijn. Ook is goed terug te lezen hoe Kawabata worstelde met het verdwijnen van Japanse literaire tradities, maar desalniettemin probeerde om een nieuwe Japanse literatuur te beginnen waarin hij het moderniserende Japan kon vangen. Zijn omvangrijke oeuvre is daarom een laatste manifestatie van een verdwijnende tradtie, alsook een poging om die traditie te transformeren in een stijl die de tand des tijds kan doorstaan.

donderdag 20 december 2012

Hoofdstedelijke statussymbolen

Binnenkort zal de heilige berg Fuji niet meer te zien zijn vanaf de straten van Tokyo. Althans, zo kopte de krant The Japan Times. Inwoners van de Japanse hoofdstad zijn daar, zo blijkt uit het artikel, nogal van ondersteboven. Waarom?

Fujisan, met zijn 3776 meter de hoogste piek van Japan, is een berg zoals ieder kind deze zou tekenen: perfect driehoekig van vorm, de top immer met sneeuw bedekt. Omdat de slapende vulkaan zo hoog boven zijn omgeving uittorent is hij – als het helder weer is en er geen smog in de lucht hangt – vanuit de wijde omgeving te zien. Ook vanuit het ruim 100 kilometer verderop gelegen Tokyo.


Fujisan vanuit Fujimizaka, Tokyo

Om te begrijpen waarom deze berg per sé te zien moet zijn kan wat achtergrond geen kwaad. in de Edo-periode (1603-1868), toen de centraal gelegen stad Kyoto nog de hoofdstad van Japan was, ontleenden de inwoners van het oostelijk gelegen Edo (zoals Tokyo toen heette) status aan de berg. Niet voor niets figureert Fuji in veel van de werken van de bekende houtsnedekunstenaars Katsushika Hokusai en Utagawa Hiroshige. Met name Hiroshige’s serie 36 uitzichten op Fuji geeft een goed beeld van de vele plekken van waaruit de berg destijds te zien moet zijn geweest. Het ontbreken van zowel hoogbouw als smog speelde daarbij een belangrijke rol.


Fujisan vanuit Nihonbashi, Edo-Tokyo (Hiroshige)

Maar die tijden zijn voorbij. Miljoenenstad Tokyo barst onderhand uit zijn voegen, dus bouwt men steeds verder de hoogte in. Ook in Arakawa-ku, de laatste wijk van waaruit Fuji op straatniveau te zien was. Het uitzicht vanaf de zogenaamde Fujimizaka (富士見坂, letterlijk: ‘Fuji-bekijk-berg’) dreigt nu dus te worden geblokkeerd door een nieuw appartementencomplex. En daar is men op zijn zachtst gezegd niet blij mee.

Dat Fuji vanaf de steeds hogere gebouwen ook prima te zien is, telt niet. Juist het idee dat de heilige berg vanaf de straat bekeken kan worden appelleert aan de hoofdstedelijke trots. Dat dit in de praktijk nog maar vanaf één speciaal daar naar genoemde plek mogelijk is maakt niet uit: vanuit Tokyo is Fuji te zien. En vanuit Kyoto niet.

Want de onderlinge gezonde rivaliteit uit de Edo-periode is blijven bestaan, is mijn ervaring. Zo werd mij, toen ik in 2010 in Kyoto verbleef, door mijn Tokyo-vrienden toevertrouwd dat men daar veel onbeleefder zou zijn in het verkeer. Of dat zo is weet ik niet, ook al heb ik in drie dagen in Kyoto meer bijna-aanrijdingen gezien dan in twee maanden in Tokyo. Stom toeval?

Hoe het ook zij: in het geval dat Fuji daadwerkelijk uit beeld verdwijnt, heeft de hoofdstad altijd nog de Tokyo Sky Tree achter de hand. Dat men trots is op deze 634 meter hoge televisietoren bleek wel in 2011, toen ik met een bevriende Japanse familie de nog in aanbouw zijnde toren ging bekijken. De constructie zou pas een half jaar later worden geopend, maar dat was niet te merken: de merchandise vloog de winkels al uit, parkeerplaatsen in de buurt van de toren waren zeldzaam, en – leve Japan - speciaal daarvoor aangestelde wachten spoorden voetgangers aan om niet te lang in bewondering omhoog te staren en zo de stoep te versperren. Zie ook een eerdere blog van ons.

Toen ik daar, omringd door goedkeurend knikkende Japanners, naar boven stond te kijken beschouwde ik de Sky Tree als iets waar heel Japan trots op kon zijn. Na het bericht over de boze reacties op de uit beeld verdwijnende Fuji weet ik dat echter zo zeker niet meer.

dinsdag 18 december 2012

Reclame in Japan

Nieuwsgierig klik ik op de link. In beeld verschijnt een bos. De camera duikt onder het bladerdak, en ik zweef over een tientallen meters lange houten xylofoon, gebouwd tegen een heuvel. Op de top haalt een Japanse man een houten balletje uit een doosje en laat het naar beneden rollen. In de bijna drie minuten die het erover doet om bij het uiteinde te komen, is een nagenoeg perfecte woodblock-variant van J.S. Bach's ‘Jesu, Joy of Man’s Desiring’ hoorbaar. Van het doel of de context van het filmpje heb ik geen flauw idee, tot aan het einde blijkt dat het een reclame is. Voor een mobiele telefoon met een houten achterkant.



In Nederland hebben reclames normaal gesproken te maken met het product waarvoor reclame gemaakt wordt. Zo niet in Japan, het land van de meesters van de vreemde commercials.

Neem bijvoorbeeld de reclamecampagne van Softbank, een Japanse telecommunicatiegigant. Al sinds 2007 wordt de hoofdrol hierin vervuld door het personage Otosan Shirato. Zo’n langlopende campagne zou niet heel bijzonder zijn geweest – denk aan de Albert Heijn-man – ware het niet dat Otosan Shirato een witte pratende hond is. Bovendien is hij het hoofd van een familie, die verder bestaat uit zijn Japanse vrouw, dochter en afro-amerikaanse zoon. Het allerbeste hieraan: niemand kijkt er raar van op. Als Otosan een operatie ondergaat, gebeurt dat in een gewoon ziekenhuis. Als Otosan besluit dat hij de ruimte in wil, zit hij in het volgende shot doodleuk in een astronautenpak achter een module in een ruimtecapsule. The Japan Times becijferde in april van dit jaar dat het aantal avonturen van Otosan Shirato en zijn familie op 133 stond. Mede dankzij de witte hond wist Softbanks mobiele tak binnen 6 jaar uit te groeien tot de op één na grootste provider van het land.

Een ander voorbeeld: Boss Coffee van drankenfabrikant Suntory. Toen ik in 2006 voor het eerst naar Japan reisde heb ik een zomer lang lol gehad om de geniale marketing van dit product. Op elk blikje koffie is namelijk het gezicht van een pijprokende man afgedrukt, met daaromheen de woorden: ‘SUNTORY BOSS is the boss of them all since 1992’. Ik heb sindsdien een hoop fantastisch ‘engrish’ gelezen, maar dit steekt toch wel met kop en schouders boven de rest uit. Het slaat zo ontzettend nergens op. Wie is de baas? En over wie is hij de baas? En op welk terrein? Niemand weet het. En net toen ik dacht dat het niet beter kon, werd later dat jaar de Amerikaanse acteur Tommy Lee Jones het gezicht van het drankje. In gedachten zag ik Bill Murray voor me die in ‘Lost in Translation’ een reclame voor Suntory Whisky opneemt, en zich afvraagt waar hij in hemelsnaam in verzeild is geraakt. De stuurse blik waarmee voormalig Oscarwinnaar Jones zich door de filmpjes heen worstelt, zegt wat dat betreft veel.

Bovenstaand plezier zou niet mogelijk zijn geweest zonder reclamebureau Dentsu. Deze reus is in zijn eentje verantwoordelijk voor meer dan één derde van de Japanse reclames. Zo komen Otosan en Boss Coffee uit de koker van reclameman Hiroshi Sasaki, een inmiddels ex-medewerker van Dentsu. Dat het bedrijf van meer markten thuis is, blijkt uit een stuk op website Tofugu. Zo huurde de Japanse overheid het in om tijdens lokale referenda zogenaamde lokale bewoners het bestaande beleid te laten steunen. En dat niet alleen: weblog Mutantfrog citeert uit het in 2005 verschenen boek ‘Dentsu’s True Colors: The Media Industry’s Greatest Taboo’. Daarin wordt beschreven hoe Dentsu LDP-premier Junichiro Koizumi vanaf het begin van diens ambtsperiode adviseerde over diens imago en mediaoptredens. Goedbeschouwd zou je Koizumi’s succesvolle premierschap één grote reclame kunnen noemen.

Maar goed. Het is, deze dubieuze praktijken daargelaten, te hopen dat de Japanse talentvolle reclamemakers hun weg naar de rest van de wereld weten te vinden. Softbank nam onlangs een groot Amerikaans telecombedrijf over, dus de kans bestaat dat Otosan en zijn wonderlijke familie het in de Verenigde Staten gaan proberen. Van mij mogen ze.

Ten slotte een tip: voor wie net als ik geen genoeg kan krijgen van al die fantastische filmpjes, maakt YouTube-user JPCMHD iedere twee weken een overzicht van de leukste reclames van het moment. Te zien in onderstaande aflevering: onder andere maïskorrels die luid zingend in soep zakken, R2-D2 en C3PO die een hybride Toyota aanprijzen en Nintendo’s nieuwste spelcomputer die zichzelf aan de kijker voorstelt. Aanrader!